Column door Evangelist Sieberen Voordewind
Er zijn christelijke gemeenten/ kerken en bedieningen waar mensen te snel te horen krijgen dat ze bevrijding van één of meerdere demonen nodig hebben. Hiermee wordt veel schade aangericht.
Zo hoorde ik dat een moeder van een groot gezin last had van depressie en van een flat van 11 verdiepingen hoog naar beneden sprong, nadat ze te horen kreeg dat ze demonen bij zich had.
Bij een getraumatiseerde tiener probeerde een oudste van een evangelische gemeenschap regelmatig tijdens handopleggingen demonen uit te drijven. Natuurlijk tevergeefs omdat hij last had van traumatische ervaringen.
Als reden om exorcisme toe te passen, wordt verwezen naar de Bijbeltekst uit Marcus 16:17, waar staat geschreven: “Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven…” (NBG51). Deze tekst staat in de NBG 1951 in een gedeelte die tussen vierkante haakjes staat en niet voorkomt in de oorspronkelijke Griekse manuscripten. En deze tekst geeft geen opdracht om zomaar bij iedereen demonen uit te drijven.
De Blessing Bijbel zegt zelfs in 1 Timotheüs 5:22: “Leg nooit iemand te snel de handen op…” Niet alleen moeten zieken niet te snel de handen worden opgelegd maar ook niet mensen met andere problemen. Door handoplegging kan iemand ernstig in de problemen komen. Zo kreeg een vrouw voor het eerst neiging tot zelfmoord na handoplegging door een voorganger tijdens een samenkomst. Dit is niet goed. De wijze raad die een dominee eens gaf was: “Kijk uit wie je de handen oplegt.”
En als reden om te snel te beweren dat iemand bevrijding van demonen nodig heeft, wordt de tekst uit Efeziërs 6:12, waar staat geschreven: “Want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten.” (NBG51). Deze tekst is geen vrijbrief om zomaar tegen iemand te zeggen dat hij of zij bevrijding van demonen nodig heeft. En vergeten wordt, dat in de zin die voor deze Bijbeltekst staat geschreven: “…om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels.” (:11).
En als reden om te snel te beweren dat iemand bevrijding van demonen nodig heeft, wordt de tekst uit Efeziërs 6:12, waar staat geschreven: “Want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten.” (NBG51). Deze tekst is geen vrijbrief om zomaar tegen iemand te zeggen dat hij of zij bevrijding van demonen nodig heeft. En vergeten wordt, dat in de zin die voor deze Bijbeltekst staat geschreven: “…om te kunnen standhouden tegen de verleidingen des duivels.” (:11).
In de Willibrordvertaling van 1975 gaat het om “weerstand bieden.” Het gaat niet om duiveluitdrijving maar om stand te houden tegen verleidingen van de duivel. Dat is iets anders dan last hebben van traumatische ervaringen, een medische oorzaak of eigen vlees (Galaten 5:13-26, Jacobus 1:13, 14).
Het kan zelfs voorkomen dat er vanuit iemand die handen oplegt een verkeerde geest kan komen. Een man die last had van trauma’s voelde tijdens handoplegging van een oudste van een charismatische gemeente, dat er juist geesten bij hem naar binnen wilden komen. En hij had daar verder twee dagen last van maar overwon de geestelijke strijd door in de Naam van Jezus de boze te weerstaan. Deze handoplegging was verkeerd.
Een andere reden die regelmatig gehoord wordt om demonen uit te drijven is de Bijbeltekst uit Exodus 20:5, waar staat geschreven: “…want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht…” Maar ook deze tekst is geen reden om zomaar demonen van voorgeslachten uit te drijven, want er staat iets achter dat verzwegen wordt.
De zin die na deze tekst komt is: “…van hen die Mij haten…” Een christen haat God niet en wordt dus niet door God gestraft door wat voorouders gedaan hebben. Terecht staat er in de Willibrordvertaling van 1975 (die het dichtst bij de grondteksten licht): “Want Ik, Jahwe uw God, Ik ben voor hen die Mij haten een jaloerse God die de schuld van de vaders wreekt op hun kinderen, tot het derde en vierde geslacht.”
En als, als, als een christen door de duivel aangevallen wordt, dan zegt de Blessing Bijbel in Jacobus 4:7: “Onderwerp u dus aan God, maar verzet u tegen de duivel en hij zal van u wegvluchten.” Hier is geen duiveluitdrijving, exorcisme voor nodig maar in de Naam van Jezus Christus verzet tegen de boze en hij zal van Gods kind wegvluchten. Maar ook hierin in wijsheid en onderscheidingsvermogen belangrijk. En als een niet- christen bevrijding nodig heeft, dan is wijsheid en onderscheidingsvermogen onmisbaar, om (ernstige) schade te voorkomen.
Een andere reden die regelmatig gehoord wordt om demonen uit te drijven is de Bijbeltekst uit Exodus 20:5, waar staat geschreven: “…want Ik, de Here, uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht…” Maar ook deze tekst is geen reden om zomaar demonen van voorgeslachten uit te drijven, want er staat iets achter dat verzwegen wordt.
De zin die na deze tekst komt is: “…van hen die Mij haten…” Een christen haat God niet en wordt dus niet door God gestraft door wat voorouders gedaan hebben. Terecht staat er in de Willibrordvertaling van 1975 (die het dichtst bij de grondteksten licht): “Want Ik, Jahwe uw God, Ik ben voor hen die Mij haten een jaloerse God die de schuld van de vaders wreekt op hun kinderen, tot het derde en vierde geslacht.”
En als, als, als een christen door de duivel aangevallen wordt, dan zegt de Blessing Bijbel in Jacobus 4:7: “Onderwerp u dus aan God, maar verzet u tegen de duivel en hij zal van u wegvluchten.” Hier is geen duiveluitdrijving, exorcisme voor nodig maar in de Naam van Jezus Christus verzet tegen de boze en hij zal van Gods kind wegvluchten. Maar ook hierin in wijsheid en onderscheidingsvermogen belangrijk. En als een niet- christen bevrijding nodig heeft, dan is wijsheid en onderscheidingsvermogen onmisbaar, om (ernstige) schade te voorkomen.